Al maanden worden wij nu al door “Corona” in onze vrijheden beperkt en dat heeft ook invloed op onze trainingen en wedstrijden die wij normaal zouden lopen. Politici en virologen beloven ons dat er licht is aan de einde van de tunnel. En dat wil ik best geloven ook al vertellen zij er niet bij hoe lang die tunnel wel is!
Maar niets blijft duren en ook aan die pandemie komt ooit een einde. En dat is ook zo met mijn carrière als marathonloper. In februari 1994 liep ik als vijftigjarige mijn eerste wedstrijd op de “Zondagjogging” in Elsegem en kreeg er definitief de loopmicrobe te pakken. Op die wekelijkse loopjes van november tot februari kwam ik in contact met de joggers van KASVO en in 1996 begon ik ook al eens buiten die periode met hen mee te trainen. En omdat ik almaar meer begon te genieten van het lopen en nog meer van het gezellig samenzijn in de kantine na de training sloot ik mij in 1997 officieel aan bij KASVO.
Voor dat jaar was een marathon gepland in Amsterdam en dat zou ook mijn eerste worden in een lange rij maar daar had ik toen nog geen vermoeden van. Op aanraden van onze toenmalige trainer en organisator Ignace Penninck sloot ik aan bij de groep met al iets meer marathonervaring die ging voor een tijd onder de 3u30. Dat haalden zij ook maar door een grote sanitaire stop moest ik de groep laten gaan en finishte in 3u31. Die sanitaire stops bleven ook in de volgende marathons regelmatig hun kop opsteken en het record staat op 3x in de marathon van Rijkevorsel in 2007. En ook in mijn allerlaatste (de virtuele marathon in Zwalm ) bleef ik er trouwens niet van gespaard.
De smaak had ik nu definitief te pakken en in de volgende jaren liep ik al telkens minstens twee marathons en in 2007 zelfs zes! Zo tikt de teller natuurlijk snel aan en na enkele jaren kon ik er naar streven om evenveel marathons gelopen te hebben als mijn leeftijd. Dat lukte in 2016 en niet toevallig in een marathon mij op het lijf geschreven: de “Great Breweries Marathon” in Puurs. Volgend objectief is nu even oud worden als het aantal gelopen marathons (84) maar daar beslissen zij hierboven wel over of het al dan niet zo zal zijn.
Aan die talloze marathons hou ik natuurlijk veel goede en mooie herinneringen over maar toch ook een paar mindere. De slechtste is die aan Visé in 2011 waar ik toen meer dan 4 uur nodig had om te finishen en vooral uren later nog geen pint met smaak kon drinken! En dat laatste is voor mij toch altijd van levensbelang geweest. Mijn volgende marathon in Palma een paar maand later liep ik dan ook uiterst voorzichtig en volgde zelfs mijn toenmalige “compagnon de route” Veerle Miclotte niet om zeker te zijn dat ik goed zou aankomen. Een tweede debacle als in Visé zou het einde betekend hebben van mijn marathoncarrière en dat wat wou ik absoluut nog niet. Een toptijd liep ik niet, maar kwam wel fris en monter over de streep en was meteen vertrokken voor nog eens 29 marathons. Met Veerle heb ik trouwens talloze marathons samen gelopen en wij vulden elkaar goed aan: beiden geen grote babbelaars en eenzelfde tempo. Vooral dat laatste is van groot belang, want boven je tempo lopen om samen te blijven is dodelijk in de marathon. Mijn devies was altijd: word je ingehaald dan is dat maar zo en wil je zelf inhalen forceer niks en je komt er vanzelf wel bij. Zo was ik in 1999 op de “Nacht van Vlaanderen” in Torhout van plan het trio Pareyt, Meirlaen en Coussé te volgen. Maar na het rondje in Torhout moest ik al afhaken en aan de splitsing waar Meirlaen doorliep naar de kust voor zijn 100 km was ook de rest al gelost. Maar dat was in de glorietijd van “Speedy “ en al was mijn gemiddelde van net geen 12 km/u in die marathon ver van slecht dan was dat van hem nog net iets beter maar dan wel over 100 km!
Op de talloze marathons zijn er natuurlijk ook die in minder goede weersomstandigheden gelopen werden. De koudste (- 10° aan de start) ongetwijfeld die van Genk in 2009. De natste en minst plezante die van Zagreb in 2015: regen van start tot aankomst en 2 maal op en af een ellenlange straat. Gelukkig viel de reis, verblijf en gezelschap beter mee dan de marathon. En dat is toch nog altijd van meer belang dan die 42 kilometers die enkel als alibi dienen om er nog eens op uit te trekken.
Naast de weersomstandigheden is ook de omgeving waarin gelopen wordt van belang en daar zijn toch grote verschillen in. De mooiste vind ik nog altijd “Vlaanderens Mooiste” in Zwalm en de gezelligste die in Echternach waar de KASVO joggers in 1996 hun eerste gezamenlijke marathon liepen. Als stadsmarathon spant Rome ongetwijfeld de kroon en kom je voorbij alle belangrijke plekken die de stad te bieden heeft. Dit in grote tegenstelling tot de marathon van Parijs die wij in 2001 liepen en enkel bij start en aankomst iets van de stad zagen. Voor het meest ambiance langs het parcours moet je dan weer in Dublin zijn en Rotterdam voor het meest supporters langs de weg.
Voor mij en de meeste joggers is tijd van minder belang en is de hoofdbetrachting plezier beleven aan je marathon en goed aankomen. Achteraf kan men dan des temeer genieten van paar de pintjes of andere sportdrank van een goede brouwerij. Maar als cijferaar hou ik ook toch nog wat statistiekjes bij met onder andere de beste tijden van iedereen en de records per leeftijdscategorie van 5 jaar. De beste prestaties worden meestal geleverd op veertig- tot vijftigjarige leeftijd. Er zijn natuurlijk uitzonderingen zoals Roland De Keyser en Adi Steurbaut die als 60+ hun beste tijd neerzetten (resp. 3u39 en 4u12). Het drietal (Johan Pareyt, Marc Meirlaen en Christophe Lamont) die ooit minder dan 3 u nodig hadden voor hun marathon deden dit rond hun veertigste. Op die leeftijd was ik nog lang niet aan lopen toe en mijn beste tijd (Echternach 3u21) liep ik als 55+ in 2000. Als 60+ had ik maar drie minuten meer nodig maar daarna kwam er per vijf jaar toch telkens gemiddeld een kwart uurtje bij. Als 75-jarige slaagde ik er in Zwalm nog in om na 4u02 fris en monter aan te komen maar vanaf dan begon het stilaan achteruit te gaan. Voor de volgende (zeven maand later in Kasterlee) had ik al bijna twintig minuten meer nodig. Het parcours is daar wel zwaarder dan in Zwalm met op het einde van de twee rondes telkens drie korte maar venijnige steile hellingen. Het jaar nadien had ik opnieuw een paar marathons in gedachten maar daar was “Corona” het niet mee eens. Alles werd afgelast en ook de trainingen konden niet meer doorgaan zoals we wilden. Vooral de na-trainingen in kantine of café “De President” moesten wij ontberen. Volgens mij is dat trouwens de reden waarom ik de laatste maanden mijn tempo van vroeger op training niet meer kon aanhouden. Maar het zou natuurlijk ook aan de ouderdom kunnen liggen. Noodgedwongen moesten wij dus overschakelen op virtuele wedstrijden en om het jaar af te sluiten toch nog een virtuele marathon in Horebeke over 10 hellingen van de Vlaamse Ardennen. Die viel gezien de lastigheidsgraad nog redelijk mee maar ik moest na de laatste helling (Molenberg) toch overschakelen van lopen op stappen. Ook de volgende virtuele wedstrijden met tijdsopname waren trager dan verwacht en ik voelde aan dat de jaren stilaan hun tol begonnen te eisen. Onmiddellijk de pijp aan Maarten geven wou ik nog niet doen dus zou de virtuele marathon in Zwalm beslissend zijn of ik nog meer marathons zou lopen. De officiële marathon had ik er al vijf maal gelopen en ik kende de moeilijkheidsgraad dus meer dan voldoende. Maar de virtuele volgde andere paden en was veel en veel lastiger dan de originele. En alhoewel ik steeds mijn eigen tempo liep en mijn compagnons Jean-François Parent en Cindy Dhondt regelmatig op mij moesten wachten waren de laatste kilometers er toch opnieuw teveel aan. Het verschil met mijn aankomstfoto van nu en die van mijn eerste marathon in Amsterdam zegt trouwens genoeg. Het besluit was dan ook vlug genomen: vanaf nu nog enkel halve marathons of nog kortere wedstrijden. Maar al bij al kan ik toch tevreden terugblikken op 25 jaar loopplezier en ik hoop nog meer jaren samen met de vrienden van KASVO te kunnen genieten van trainingen en loopjes.
Mei 2021
Marc Vanmaldegem